Een foto, een verhaal: Nienke, Chloe en Braziliaanse hartenbrekers
Schrijver Jeroen Demmendaal was vanaf de midden jaren negentig jarenlang kind aan huis op het Circuit Park Zandvoort. Met de op handen zijnde terugkeer van een Grand Prix van Nederland kijkt hij in een serie verhalen terug op zijn vormende jaren waarin het circuit een bepalende rol speelde.
Mijn moeder zei eens tegen een bekende, toen die informeerde naar mijn schamele liefdesleven als puber: Jeroen kijkt niet naar meisjes, die is alleen verliefd op zijn auto’s. Helemaal waar was dat niet, maar helemaal uit de lucht gegrepen was het ook niet. Bozere tongen zouden misschien beweren dat ik een ongezonde obsessie had met de autosport. Mijn vijftienjarige zelf zou zeggen dat het leven te kort is voor al te veel koetjes en kalfjes als je ook de Marlboro Masters kunt bezoeken.
Maar soms kun je het beste van twee werelden combineren. Zo ook in 1998, toen boezemvriend A. en ondergetekende op het Circuit Park Zandvoort twee jongedames uit Haarlem tegen het lijf liepen. Het begon met wat onschuldig geflirt (waar A. overigens veel beter in was dan ik) en al gauw hadden we nieuw gezelschap tijdens het raceweekend — althans, wanneer we niet bij onze Griekse protégé Dimitris Deverikos op bezoek waren.
De twee dames — laten we ze omwille van de privacy Nienke en Chloe noemen — waren zonder meer serieus geïnteresseerd in autosport. Dat gezegd hebbende, een bijkomend voordeel voor twee tienermeisjes was dat al die racewagens bestuurd werden door jonge knullen van pakweg een jaar of twintig. Vooral het Braziliaanse contingent was van bovengemiddelde interesse en het startveld van de Marlboro Masters telde er in 1998 nogal wat.
Zo hadden A. en ik op de zaterdagochtend in Zandvoort een goed gesprek met een klein mannetje die luisterde naar de fantastische naam Hoover Orsi. Voor een Braziliaan had Orsi een opmerkelijk goede kijk op de Eredivisie, en hij deed denken aan de klassieke KPN-reclame waarin een Indiase taxichauffeur de Nederlandse toerist op de achterbank enthousiast vertelt over de kwaliteiten van FC Twente en Kees van Wonderen. Echter, Orsi was niet direct een looker en was zodoende voor Nienke en Chloe niet interessant.
In plaats daarvan ging hun aandacht uit naar Ricardo Mauricio en Enrique Bernoldi. De laatste zou enkele jaren later beroemd worden als plaaggeest van David Coulthard tijdens de Grand Prix van Monaco, en als de “slechtste teamgenoot ooit™” van Jos Verstappen. Anno 1998 was hij samen met zijn Braziliaanse compadres van Paul Stewart Racing, Luciano Burti en Mario Haberfeld, de te kloppen man in het Britse Formule 3-kampioenschap. Mauricio, de jongste van de vier Brazilianen in Albion, was een goede subtopper maar kon zijn landgenoten op pure snelheid net niet bijhouden.
Nienke en Chloe waren Mauricio en Bernoldi voor het eerst tijdens de Masters van 1997 tegen het lijf gelopen, en waren een kleine twee maanden later ook naar de andere internationale F3-race in Spa afgereisd. Tijdens het meest recente bezoek aan hun Zuid-Amerikaanse flirts, een raceweekend in Engeland eerder dat voorjaar, was er volgens Nienke en Chloe het nodige voorgevallen, wat hen nu in de zomer van 1998 deed concluderen dat ze ‘met’ Ricardo en Enrique waren.
In hoeverre Ricardo en Enrique daar zelf ook van op de hoogte waren bleef onduidelijk, maar zodra we opdoken bij de pitbox van Promatecme, het team van Bernoldi, werden de dames meteen hartelijk welkom geheten door enkele monteurs. Even later dook ook een schuchtere Enrique zelf op vanuit de trailer. Chloe kreeg een innige omhelzing, Nienke een kus op de wang en wij een hand, al was ook duidelijk dat Enrique ons als een vleesgeworden wormvormig aanhangsel beschouwde: een noodzakelijk kwaad dat geaccepteerd diende te worden, maar verder van weinig nut.
Enrique was echter de kwaadste niet en even later kwam hij terug met een paar VIP-passen voor het weekend, die ook toegang boden tot de pitstraat. Voor A. en mijzelf voegde dat weinig toe omdat onze passen die toegang al boden, maar nu hadden ook de dames all access.
Ricardo, die samen met Alan Docking Racing enkele pitboxen verderop zijn kamp had opgeslagen, was in een aanzienlijk minder goede bui. Ons gunde hij geen blik waardig, en ook Nienke leek hem vooral in de weg te lopen. Vermoedelijk had dat te maken met zijn beroerde weekend tot dusverre. Waar Enrique zichzelf net als Burti en Haberfeld in de bovenste regionen van de tijdlijsten terug vond, reed Ricardo geen deuk in het welbekende pakje boter.
De kwalificatiesessie op zaterdagochtend was geen probleem geweest, maar in de kwalificatierace op zaterdagmiddag was hij al in de eerste ronde in aanraking gekomen met de Belg Bas Leinders. Na drie bochten was niet alleen zijn race, maar ook zijn raceweekend voorbij als gevolg van de Masters- reglementen. Terwijl zijn landgenoten op zondagmiddag een gooi mochten doen naar de Masters-titel, kon Ricardo zijn raceoverall vast inpakken. In plaats daarvan kon hij weer switchen naar zijn speciale, Ricardo Mauricio-branded t-shirt — dat dan weer wel.
Hoe het ook zij, al op vrijdag waren er plannen gesmeed om Zandvoort Dorp te verkennen en nadat het zaterdagprogramma voorbij was, gingen we te voet langs de boulevard richting centrum. Mario, Enrique en Luciano leken er zin in te hebben — in tegenstelling tot Ricardo, wiens gezicht nog steeds op half zeven stond. In een poging hem in een beter humeur te brengen, maakte Nienke grappig bedoelde opmerkingen over hoe hun toekomstige spruit Ricardo Junior genoemd zou worden. “Ricardinho!” suggereerde Enrique lachend. Maar Ricardo gaf geen krimp.
Aangekomen op het Kerkplein installeerden we ons op een terras, deel van het paradijs op aarde dat Zandvoort is tijdens een autosportweekend in de zomer. Uit verschillende speakers klonk popmuziek (Acda en de Munnik deden vergeefse pogingen om de Vengaboys te overstemmen), kinderen joegen joelend achter elkaar aan rond de kerk, en bier en wijn vloeiden rijkelijk op de omliggende terrassen. Alcohol was voor de vier Brazilianen uiteraard uit den boze, maar een bestelling colaatjes en pizza’s was ook gedurende een raceweekend best acceptabel.
A. en ik vonden het al met al best geinig om met een paar van deze jongens aan tafel te zitten. Misschien was een van hen wel de nieuwe Senna (dat viel, zo bleek later, erg tegen). Tegelijkertijd voelden we ons ook een beetje schuldig — met name Nienke had duidelijk last van Ricardo’s pestbui en voelde zich zichtbaar opgelaten. We probeerden een gesprek gaande te houden, en hoewel niemand bijster spraakzaam was (“So what is Curitiba like, Enrique?” — “Hot.”), beantwoordden Enrique, Luciano en Mario netjes onze vragen. Maar Ricardo bleef zuur en gromde slechts af en toe wat in het Portugees.
De volgende dag leek de liefde tussen Nienke en Ricardo danig bekoeld. We spendeerden de rest van de dag vooral in de Promatecme pitbox, al was Enrique inmiddels ook in race preparation modus. Ricardo was nergens te bekennen, ook niet toen we dankzij onze VIP-passen op de grid van de 8e Marlboro Masters rondwandelden en ons God in Frankrijk waanden. Een half uur later finishten Bernoldi en Haberfeld allebei op het podium, terwijl ook Luciano Burti een acceptabele top-tien klassering behaalde. De champagne die later die middag volgde was aan Ricardo sowieso niet besteed geweest.
Het zal vijf jaar later zijn geweest, een doordeweekse dinsdag- of woensdagochtend, toen ik op Haarlem Centraal aankwam en richting de intercity naar Maastricht wandelde. Ik studeerde inmiddels aan de School voor Journalistiek in Utrecht, maar rond tentamenperiodes bleef ik op Utrecht Centraal zitten en reisde ik door naar Zuid-Limburg. De trein fungeerde als mijn rijdende studiezaal, waarin ik voor mijn tentamens leerde terwijl Nederland buiten voorbij zoefde.
Op weg naar perron 8 werd ik opeens voorbij gerend door een enthousiaste smurf van een jaar of twee, die vastbesloten was om vóór mij de trein te bestijgen. Enkele seconden later werd ik ook gepasseerd door een gehaaste jonge vrouw. Het duurde een halve seconde voordat mijn brein haar herkende. Was dat niet? Ja toch? Ik wilde Nienke naroepen, maar haar stem galmde al door de stationshal: “Ricardo! Wachten op mama!”
Alle tekst: © Jeroen Demmendaal