Topcoureur Rinus Veekay : met 370 kilometer per uur richting eeuwige roem in de IndyCar

Jeroen Demmendaal
6 min readMay 31, 2021

--

Een bolletje vanille-ijs. Zo vierde Rinus van Kalmthout twee weken geleden zijn eerste overwinning in de Amerikaanse IndyCar Series. Hij had een afspraak gemaakt met zijn fitnesstrainer: normaliter hanteren we een strak topsportersdieet, maar als ik win, mag ik mezelf trakteren. Eigenlijk wilde hij een stuk cheesecake, zijn favoriete toetje. “Maar we gingen naar het enige restaurant in Indianapolis waar ze geen cheesecake hadden,” lacht de Hoofddorper (20).

Morgenavond heeft hij een nieuwe kans op een smakelijk toetje. Rinus start als derde in de 105e editie van de Indianapolis 500, de grootste autorace ter wereld. Het is zijn tweede deelname: vorig jaar maakte hij als tiener zijn debuut op de Indianapolis Motor Speedway.

Hij verbaasde vriend en vijand door zich direct als vierde te kwalificeren; alleen een slechte pitstop verhinderde een goede eindpositie in de race. Nu is hij terug en hoopt in de voetsporen te treden van de legendarische Arie Luyendyk. Saillant detail: die startte in 1990, op weg naar zijn eerste van twee Indy 500-zeges, ook vanaf de derde plaats.

Het is vermoedelijk de meest hardnekkige mythe rond de Amerikaanse autosport: ze rijden daar alleen maar rondjes. IndyCar, dat is toch drie uur lang linksaf sturen? Afgezien van het feit dat er inmiddels nog maar drie ovals op de IndyCar-kalender staan, is de Indy 500 een uitdaging zonder weerga.

Want ja, het is vier keer linksaf, maar wel met een gemiddelde snelheid van 370 kilometer per uur. Je hersenen draaien overuren om alle inputs te verwerken. De fluctuerende wind en temperatuur, een kort concentratieverlies en de gestaag slijtende banden zijn je grootste vijanden — net als de andere 32 concurrenten op de baan.

De Indy 500 is ook het grootste eendaagse sportevenement ter wereld. In 2020 waren de tribunes leeg vanwege de pandemie en ook dit jaar zijn er beperkingen, maar doorgaans zitten er zo’n 400.000 mensen langs de baan.

Het is een race die al zo oud is, dat de straten nog volop bevolkt werden door paard en wagen toen ze voor het eerst verreden werd. Sinds de eerste editie in 1911 zijn er talloze helden geboren op Indianapolis en de race is een onmiskenbaar onderdeel van de Amerikaanse cultuur.

Nederlandse deelnemers aan de Indy 500 zijn echter schaars. Luyendyk was de eerste en meteen de meest succesvolle. Hij debuteerde in 1985, werd Rookie of the Year (de beste nieuwkomer) en won de race in 1990 en 1997. In Amerika is hij nu een levende legende en mentor van Rinus.

Ook Jan Lammers probeerde zich in 1986 te kwalificeren, maar kampte met ondermaats materiaal. Meer recent deden Arie Luyendyk Jr en Robert Doornbos allebei één keer mee. En nu is er dus Rinus van Kalmthout, in Amerika beter bekend als Rinus VeeKay — de fonetische uitspraak van zijn laatste initialen, omdat ‘Reenus Ven Kelmthoet’ te lastig is voor veel Amerikanen.

Rinus begon net als zoveel andere jonge snelheidsduivels op de go-karts, na aanhoudend zeuren bij vader Marijn. Die maakte een afspraak met zijn zoon: ik koop een kart voor je en betaal de rekeningen, maar je moet je ieder jaar verbeteren. Doe je dat niet, dan is het feest voorbij, want ik gooi geen geld in een zwart gat.

Dat liet Rinus zich geen twee keer zeggen. Eerst maakte hij furore in de nationale kartkampioenschappen, daarna op internationaal niveau. In 2017, pas zestien jaar oud, was hij klaar voor de volgende stap: de formuleauto’s. Maar waar de meeste Nederlandse racetalenten de Europese ladder richting de Formule 1 beklimmen, vertrokken de Van Kalmthouts naar Amerika. Rinus wilde immers zijn held Arie Luyendyk achterna: de IndyCar Series halen en de Indy 500 winnen.

Bovendien boden de drie opstapklassen onder de IndyCars iets wat in Europa niet bestaat: scholarships. De kampioen van iedere Road to Indy-klasse krijgt een cheque om daarmee de volgende stap omhoog te financieren. Dat concept klonk vader Marijn als muziek in de oren.

Rinus schoot als een raket door de Road to Indy, leerde razendsnel en had genoeg aan één jaar in iedere klasse. Hij werd tweede in 2017, kampioen in 2018 en weer tweede in 2019. Na twee goede testdagen had Ed Carpenter, de eigenaar van het gelijknamige IndyCar-team, genoeg gezien. Rinus kreeg een contract voor het seizoen 2020 en werd meteen de beste rookie.

Er is nog een reden dat Rinus graag naar Amerika wilde. Hij zal het zelf niet snel zo uitdrukken, maar Rinus is een raceromanticus. Toen hij nog een dreumes was, bezat zijn vader een Benetton Formule 1-wagen uit 1997. Nadat hij het gehuil van de V10-motor achterin hoorde, was Rinus verkocht. Dat wilde hij ook. Rauwe, pure autosport, zonder al te veel poespas.

Want waar het wereldkampioenschap Formule 1 inmiddels zo professioneel en strak gestreken is dat het een welhaast klinische bedoening is geworden, doet IndyCar denken aan de pure racerij van vroeger. Zoals Rinus het zelf graag zegt: “IndyCar is als de Formule 1 van twintig jaar geleden.”

IndyCars zijn geen ultrageavanceerde machines waarbij het de vraag is of de coureur de auto bestuurt of andersom. Een IndyCar heeft zelfs geen nieuwerwetse uitvindingen als stuurbekrachtiging aan boord. Daardoor zijn de auto’s fysiek vaak veeleisender dan F1-wagens, zoals voormalig F1-coureur Romain Grosjean merkte toen hij deze winter de overstap maakte.

De IndyCar Series rijden ook op racebanen van de oude stempel, omringd door grind, gras en betonnen muren. Op veel moderne F1-banen kun je eens een foutje maken, waarna je op een uitloopstrook van asfalt terecht komt en je weg vervolgt. In de Amerikaanse racerij eindig je meteen in het grind of, op de stratencircuits en ovals als Indianapolis, in de muur. IndyCar is daarmee onvergeeflijker en vaak een grotere uitdaging.

Het is juist die uitdaging die IndyCar voor veel F1-bannelingen zo interessant maakt. Grosjean reed in F1 vooral voor spek en bonen mee, omdat slechts een handvol auto’s goed genoeg zijn voor de zege. In IndyCar beschikt iedereen over hetzelfde chassis; de enige technische variatie zit hem in de motor (Chevrolet of Honda) en de dempers. De belangrijkste variabele is de menselijke factor: de coureurs en hun ingenieurs. Dat maakt de kans op succes veel groter.

Ga maar na: de eerste vijf races van dit seizoen kenden vijf verschillende winnaars. Drie van hen, waaronder Rinus, wonnen voor het eerst. Na jaren in de F1-achterhoede behaalde Grosjean al in zijn derde race de pole position, de eerste startpositie, en een tweede plaats aan de finish. Met de slogan van de gemeente Almere in het achterhoofd: in IndyCar kán het.

Dat is ook dit weekend in Indianapolis het geval. Elk van de 33 rijders die morgenavond starten, kan de race winnen. Zoals de legendarische autosportcommentator Murray Walker, eerder dit jaar overleden, het zou uitdrukken: in de Indy 500 kan alles gebeuren, en meestal is dat ook het geval.

Crashes horen erbij op Indianapolis. Wie er precies in de muur eindigt is nog onduidelijk, maar dát een paar rijders voortijdig uit hun racewagen zullen stappen, is vrijwel zeker. Wanneer een van die crashes voorvalt, werpt de wedstrijdleiding de full course yellow: het veld wordt weer bijeengeraapt en cirkelt op lage snelheid rond terwijl de rotzooi wordt opgeruimd.

Dit is het moment waarop de strategen aan de pitmuur in hun element komen en een fascinerend tactisch steekspel begint. Zij beginnen te rekenen: maken we nu een extra pitstop voor brandstof en banden? Of blijven we toch nog even ‘buiten’ terwijl de rest de pits opzoekt, om zo mogelijk posities te winnen? De juiste keuze kan het verschil zijn tussen het vieren van de zege of, pakweg, de kleurloze elfde plaats.

Echter, de belangrijkste factor is of je een auto hebt die wérkt. Het is de onvatbare magie van Indy. Soms kom je aan, rol je de auto uit de trailer en valt er geen land mee te bezeilen. Iedere veteraan van de 500 heeft wel eens zo’n editie meegemaakt, waarbij de moed je steeds verder in de schoenen zakt en de meimaand vooral heel lang duurt.

Maar er is ook een ander scenario, waarbij de afstelling vanaf de allereerste ronde klópt. Dan plak je er na vijfhonderd mijl het liefst nog eens vijfhonderd aan vast. Rinus heeft net als vorig jaar een auto die werkt. Morgenavond begint hij aan de buitenkant van de prestigieuze eerste startrij, de jongste coureur in de geschiedenis van de Indy 500 die dat presteerde. Wie weet staat er aan de finishlijn wel een verse cheesecake voor hem klaar.

Kader: Wat is IndyCar?

De IndyCar Series zijn de Amerikaanse tegenhanger van de Formule 1. De coureurs rijden in open formulewagens, met een vermogen van zo’n 700pk, zeventien races per seizoen op drie soorten circuits rond Noord-Amerika: reguliere wegcircuits, stratenbanen en ovals. IndyCar vereist daarmee meer veelzijdigheid van coureurs dan de Formule 1 en is razend competitief, doordat iedereen met vrijwel hetzelfde materiaal rijdt. De Indianapolis 500 is het kroonjuweel op de kalender, zowel qua prestige als qua prijzengeld — de winnaar ontvangt zo’n tweeënhalf miljoen dollar.

© Alle tekst: Jeroen Demmendaal

Als (licht gewijzigd) gepubliceerd in NRC Handelsblad: https://www.nrc.nl/nieuws/2021/05/28/toptalent-rinus-veekay-met-370-kilometer-per-uur-richting-eeuwige-roem-in-de-indycar-a4045289

--

--

Jeroen Demmendaal
Jeroen Demmendaal

Written by Jeroen Demmendaal

Dutch motorsports writer for NRC Handelsblad, Champweb, F1 Feeder Series a.o. | Stories in NL&EN | Podcaster at RaceReporter (F1) & Green Green Green! (IndyCar)

No responses yet